‘Op de veemarkt leer je pas echt hoe je moet handelen’

Gepubliceerd op: 18 januari 2024

V.l.n.r. Gerard Klaver, Johan Buis, Jaap Verhoog en Lex Verhoog

De geschiedenis van de Purmerendse veemarkt gaat honderden jaren terug en kende in de jaren tachtig van de vorig eeuw zijn hoogtijdagen. De aantallen van toen worden tegenwoordig niet meer gehaald, maar dat betekent niet dat de markt geen bestaansrecht meer heeft. “De veemarkt is vreselijk belangrijk voor de prijsvorming en onafhankelijkheid.”

Ed Buis, voorzitter van de Stichting Veemarkt Purmerend, denkt met enige weemoed terug aan de jaren waarin de Purmerendse veemarkt ongekende aantallen haalde. “Er werden soms wel drieduizend schapen op een dag verhandeld”, herinnert hij zich. “De markt was toen nog in de binnenstad, waardoor er ontzettend veel bezoekers op af kwamen. De vrouwen gingen boodschappen doen, terwijl de mannen op de veemarkt rondliepen.”

Ook op andere plaatsen in het land floreerden de veemarkten in die jaren, maar de MKZ-crisis in 2001 maakte daar abrupt een einde aan. De meeste weekmarkten sneuvelden. Purmerend was samen met Leeuwarden en Utrecht (tegenwoordig Bunnik) een van de weinige markten die het wél redde. Toch leek in 2006 ook voor de Purmerendse veemarkt definitief het doek te vallen. De gemeente had nieuwe plannen voor de inrichting van het centrum. De veemarkt maakte daar niet langer deel van uit. Buis: “Daarop hebben we een comité opgericht. Door het uitgeven van obligaties en met subsidies van de gemeente is het ons gelukt om de veemarkt op een andere locatie voort te zetten.”

Nuka’s en schapen

Die nieuwe locatie werd de Baanstee Oost, het industriegebied van Purmerend. Daar kwam in 2008 de handel in schapen, koeien en nuchtere kalveren weer op gang. Buis: “De verhuizing heeft grote invloed op de markten gehad. Het heeft alles veranderd. In de binnenstad had je de winkels en horeca dichtbij. Nu we op het industrieterrein zitten, hebben we aanzienlijk minder bezoekers. Tegenwoordig komen alleen nog de handelaren. Met de koemarkt zijn we helemaal gestopt. Dat hebben we twee jaar geprobeerd, maar daar kwam te weinig van.”

De veemarkt in Purmerend is twee dagen per week geopend. Op dinsdagen worden er kalveren verhandeld, op woensdagen is het de beurt aan schapen en lammeren. Buis: “Nuka’s zijn de belangrijkste diergroep. Er komen hier jaarlijks zo’n 29.000 kalveren. Van schapen en lammeren zijn er normaal zo’n twintigduizend op jaarbasis. Dat aantal redden we dit jaar niet door de blauwtong waar veel schapen aan dood zijn gegaan.”

Geen markt, geen zicht

Buis, inmiddels 75 jaar, is niet meer wekelijks op de veemarkt te vinden. “Dat heb ik jaren wel gedaan. Ik ben al vanaf mijn achttiende veehandelaar. Ik had samen met mijn broer een melkveehouderij. Als ik dan naar de markten ging, liep mijn broer wat harder op de boerderij. Nu heb ik met mijn vrouw en zoon een boerderij. Tot drie jaar terug kwam ik elke dinsdag en woensdag nog op de markt en deed mijn vrouw op die tijden de boerderij. Maar zij is gestopt met melken en nu doe ik dat weer. Mijn zoon gaat nu naar de markt.”

Zoon Johan (39) is de zoveelste generatie Buis die in de veehandel zit. Johan: “Als kleine jongen ging ik al met mijn vader mee. Ook mijn opa en daar weer de vader en opa van waren veehandelaren. Dus ja, ik ben er eigenlijk als vanzelf ingerold. De weg was er immers al. Ik had wel de keus om wat anders te doen – mijn vier broers en zus zijn allemaal wat anders gaan doen – maar ik vind het mooi werk.” De veemarkt heeft een grote meerwaarde voor zijn werk, vindt Johan. “Als er geen markt is, zie je niks meer. Voor de prijsvorming moet de markt daarom zeker blijven. Zo blijf je op de hoogte van de waarde. Als je elke week alle lammeren zomaar wegstuurt, ben je het zicht kwijt. Je wordt blind als je nergens meer komt.”

Daarover zijn de andere bezoekers van de markt het met eens. Jaap Veldhuisen, een van de aanleveraars van schapen: “Zonder markten wordt de notering heel anders. Daar went de boer op een gegeven moment aan en dan krijg je alleen nog maar heel grote bedrijven.” Inkoper Manfred Blonk vult aan: “En het is ook makkelijk. Je kunt hier elke week je dieren kwijt en hoeft er niet ver voor te rijden. Je kunt lokaal je werk doen. Het is bovendien een mooie ontmoetingsplaats, zeker voor de nieuwe generatie waar we om staan te springen. Op de veemarkt leer je pas echt hoe je moet handelen. Als je bij de boer je dieren koopt, kom je geen collega’s of concurrenten tegen. De veemarkt is vreselijk belangrijk voor de onafhankelijkheid.”

Ongeschreven regels

Iedere marktdag in Purmerend begint voor alle handelaren standaard in de kantine, waar Jolanda Visser voor verse koffie en broodjes zorgt. Daar is de sfeer gemoedelijk en zijn de gesprekken luchtig. In de aangrenzende hal tussen de schapen gaat het er anders aan toe. Er wordt stevig gediscussieerd over de kwaliteit van de dieren en over de prijs die ze waard zijn. Ook wordt er opvallend veel gewacht. “Dat is een onderlinge afspraak”, legt bestuurslid en veehandelaar Gerard Klaver uit. “Degene die vorige keer de schapen heeft gekocht bij een aanvoerder krijgt nu weer als eerste de kans ze te zien en een deal te sluiten. Komen ze er niet uit of blijven er schapen over, dan pas zijn de anderen aan de beurt. We moeten dus wachten op elkaar. Zo gaat dat, dat weten we van elkaar. Het gaat hier altijd rustig, langzaam. Dat kan ook, want het is een kleine veemarkt. In Bunnik bijvoorbeeld staan veel meer schapen en is het veel drukker. Daar gaat het allemaal zo snel, dan moet je er echt op tijd bij zijn. Hier werkt het anders.”

Tijdens de onderhandelingen is het noodzakelijk dat je de ongeschreven regels kent, vertelt handelaar Gerrit de Jongh, eveneens bestuurslid van de markt. “Je weet dat als de dieren duur zijn, je niet te veel moet vragen. Je moet de markt aanvoelen. Ook je houding en lichaamstaal zijn belangrijk, ze moeten het je gunnen. Non-verbale communicatie is heel belangrijk hier. En je moet altijd eerlijk werken. Als je de schapen voor hetzelfde geld verkoopt als waar je ze voor hebt gekocht, dan krijg je dat wel te horen de volgende keer. Je moet het altijd fair houden. Je kunt je daar ook niet voor verschuilen, want iedereen kent elkaar hier.”

Verkoper Gerard Klaver is deze dag niet zo tevreden met zijn opbrengst. “We moeten een pas op de plaats maken. De prijzen lagen de afgelopen weken behoorlijk hoog. Alles ligt nu een tientje lager dan vorige week. Je zag dat de eerste inkoper al bijna afhaakte. Dat is een teken voor de anderen om ook terughoudend te zijn.” Collega De Jonghe: “De blauwtong heeft een hoop schade aangericht, daarom zijn er vandaag ook minder schapen dan gebruikelijk in deze tijd van het jaar. Ik heb gisteren negen beesten opgehaald bij een boer die er eerst nog 42 had. De rest is allemaal doodgegaan. Nu de temperaturen lager liggen, komt er gelukkig wat minder blauwtong voor en zullen de aantallen weer wat gaan toenemen.”

Potje raaien

Zodra alle schapen een nieuwe eigenaar hebben, keren de handelaren terug naar de kantine voor een nieuwe bak koffie en een balletje gehakt. Met een spelletje ‘raaien’ bepalen ze wie er opdraait voor de kosten van de gehaktbal. “Dat kenmerkt ze”, zegt Jolanda Visser, die al jaren de kantine beheert. “En het is ook een stukje ontspanning voor ze na de handel. Hier komen ze even tot rust en daarna vliegt iedereen weer weg.”

Hoofdfoto v.l.n.r.: Gerard Klaver, Johan Buis, Jaap Verhoog en Lex Verhoog