Een jaar BBB in de Tweede Kamer
Gepubliceerd op: 1 april 2022
Waar je ook kijkt in de media en online: overal kom je Caroline van der Plas (BoerBurgerBeweging) tegen met rake, puntige en humorvolle uitspraken. Of het nu gaat over de landbouw, de omgangsvormen in de Tweede Kamer of de gevolgen van de corona-aanpak. Boeren én burgers hebben haar in het hart gesloten. Caroline zal te gast zijn tijdens het aankomende Vee&Logistiek Nederland zomercongres, om haar inzichten en ervaringen met ons te delen.
Vooruitlopend op ons congres praten we alvast met haar over de positie van de agrarische sector, de toestand in de wereld en de verantwoordelijkheid die we als exporterend land dragen in de mondiale voedselvoorziening.
Minister Staghouwer van LNV reageerde eerst afwijzend, maar meldde aan het eind van het debat dat hij er in overleg met de sector mee bezig is. Caroline: “De komende tijd blijf ik hierop hameren, want dit is wel een moment om aandacht te vragen voor de kosten waarmee boeren geconfronteerd worden.”
Twee jaar geleden gaf je een workshop bij Vee&Logistiek Nederland over goed communiceren en je eigen verhaal vertellen aan de buitenwereld. Nu zit je in de Tweede Kamer.
Caroline: “Mijn historie is wel bekend denk ik. Ik ben al jaren bezig de agrarische sector beter en positiever op de kaart te zetten. Niet alleen, maar samen met boeren en agrarische organisaties. Als je ziet dat ondanks alle positieve communicatie en inspanningen alles hetzelfde blijft, kun je nog maar één ding doen: zelf invloed uitoefenen op de politieke agenda.
De Tweede Kamer is natuurlijk de ultieme plek om breed aandacht te vragen voor de positieve kant van de agrarische sector als geheel. In debatten kan ik vooroordelen nuanceren en een eind maken aan frames. Een voorbeeld. In de discussie rondom voedselzekerheid werd geroepen dat we voer (graan) telen voor beesten en dat daar beter brood van kan worden gebakken. Maar die beesten worden niet weggegooid, ze leveren vlees, eieren, zuivel. Dat is ook voedsel. Voedsel dat ontstaat via een dier dat oneetbare gewassen kan omzetten in voedzame eiwitten. En daar is in de wereld met een groeiende bevolking steeds meer behoefte aan.
Het framen alsof het inefficiënt is dat dieren voedsel leveren, klopt in mijn ogen gewoon niet. Het is juist efficiënt. Ze eten het gewas, maken er vlees, eieren en zuivel van, leveren mest voor de gewassen en van de dierlijke producten die wij niet eten, worden talloze andere dingen gemaakt. Wij kunnen dat uitleggen en we hebben een heel goed podium, ook op sociale media. Tienduizenden volgers op facebook, meer dan 100.000 op twitter.”
In de Tweede Kamer ben je precies zoals wij jou kennen in de agrarische sector.
“Dat zeggen mijn kinderen ook! ‘Als we jou op tv zien in debat, zien we gewoon onze moeder. Niet een ander persoon.’ En zo is het, want anders past ook niet bij mij. Wat ik het meeste terug hoor: ‘Je spreekt onze taal.’ Dat wordt in Den Haag het meest onderschat. Iedereen wil een duidelijk verhaal horen. Een praktische benadering zien. Daar wil ik ook zorgvuldig mee omgaan. Ik roep niet zomaar wat en blijf altijd netjes. Dat landt heel goed bij veel mensen.”
Veel Kamerleden lijken jouw taal minder goed te begrijpen.
“Kamerleden vinden het lastig, denk ik, zo’n gewoon iemand die staat te praten in de Tweede Kamer. In het begin werd BBB geframed in de rechtsextremistische hoek. Pure beeldvorming. Ze hebben mij in de Kamerbanken geplaatst tussen Van Haga en Forum. Ik zit daar nu eenmaal en dan heb je wel eens contact met je buren, ja. Had ik naast Jesse Klaver gezeten, hadden ze me dan links genoemd?” Maar als ze dan ons stemgedrag zien, krijgen ze er niet zoveel grip op. We stemmen meer links als het gaat over zorg, onderwijs, kansarmen in onze maatschappij. En soms stemmen we juist in een andere richting. Het is misschien lastig ons te plaatsen: links of rechts. Maar ik kijk op inhoud. Ben ik het ermee eens, dan ga ik erin mee. Of het nou links of rechts is.”
Landbouwdossiers
Je trekt hard aan het onderwerp voedselzekerheid in de Kamer.
“Vanaf dag één dat ik in de Kamer kwam, heb ik dat benoemd. Dat kwam daar totaal niet aan de orde. Het ging alleen maar over krimp, fosfaat, stikstof, klimaat etc. Niemand vroeg zich af: ‘Hebben we nog wel genoeg voedselvoorraad?’ Of: ‘Hoe kunnen onze boeren de wereld helpen te voeden?’
Nu, een jaar later, zitten we in de situatie dat je er niet meer omheen kunt en heeft iedereen het ineens over voedselzekerheid. Het is jammer dat er een oorlog nodig is, voor het besef doordringt. Maar dat is nu wel het issue. En de vervolgvraag is: Wat gaan we in Nederland doen voor onze boeren? De trein van krimp en uitkoop rijdt, en het is lastig die nog bij te sturen. Daarom moeten we kijken naar wat we wél kunnen doen. In Duitsland krijgen boeren nu bijvoorbeeld wat speling met eco- regelingen om meer graan en mais te telen. Hier wil men daar niet aan.
Ik probeer ook de publieke opinie aan onze kant te krijgen, de logica van zaken uit te leggen. We kunnen onze boeren wel blijven wegjagen voor onze klimaatopgave. Maar weten we wel wat de effecten zijn op de langere termijn? Als over twintig jaar de kritische massa aan boeren is verdwenen, wat betekent dat voor ons land, onze burgers, ons landschap, de werkgelegenheid, toerisme en recreatie bijvoorbeeld?
In de politiek denkt men alleen: krimp veestapel, dus minder stikstof. Punt. Maar zo zit het niet. Denk aan de sociale cohesie op het platteland. Straks zijn er overal weer bloemencorso’s, waarvoor de hele omgeving maanden werkt aan praalwagens. En ‘s avonds een biertje drinkt met elkaar. Dat is verbinding, en die verbinding hebben we ook nodig. Benoem ik dat, dan is de reactie: ‘Jij met je doemscenario’s.’ Dat hoorde ik ook toen ik over voedselzekerheid sprak en werd weggehoond. Maar het is wel wat er in de praktijk aan de hand is. Ik wil dat in Den Haag wordt nagedacht over wat besluiten kunnen betekenen voor al het andere.”
Je zei onlangs in een debat: ‘export lijkt tegenwoordig een vies woord’.
“Dat klopt. Nederland is zo’n klein land, dus het heet al snel ‘export’. Maar we zijn gewoon een regio in de EU. Tachtig procent van onze export gaat naar regio’s op 600 tot 800 km afstand om ons heen. Buurlanden. In Amerika heet dat lokale productie van streekproducten! Dat moeten we blijven benadrukken. Bovendien, het feit dat we exporteren maakt ook dat onze producten hier betaalbaar zijn. Als je alleen voor eigen land produceert wordt het voedsel ook duurder. Kijk naar het varken. Wat wij niet willen opeten gaat naar derde landen. Als delen van varkens niet verwaard worden, dan wordt het veel duurder en gooi je voedsel weg. Dat feit vinden veel mensen lastig te accepteren. Dat wél te benoemen, heeft impact. Onze debatten worden heel goed gedeeld op sociale media dus onze boodschap komt bij veel mensen terecht die daar nooit over hebben nagedacht. En die daar ook begrip voor hebben.”
Passende regels
“Nu de omstandigheden om ons heen veranderen – we hebben te maken met een oorlog – past het om over voedselzekerheid na te denken. De toelevering onder andere van gas, graan en kunstmest staan onder zware druk. Dat heeft grote gevolgen en geeft ook een ander perspectief op EU-beleid. Bepaalde eisen en regels passen niet als de voedselzekerheid onder druk staat.
Binnen de EU heeft Frankrijk gevraagd de verplichting eraf te halen dat vier procent van je landbouwgebied moet braakliggen. Dit voor het telen van graan en oliehoudende gewassen. In deze tijd ís die vierprocentregel ook heel raar. Misschien kan dat als de welvaart goed is, er genoeg eten is en iedereen het kan betalen. Maar nu … Wij hebben onze minister dan ook dringend verzocht Frankrijk daarin te steunen als hij naar Brussel gaat.
Onlangs is onze motie aangenomen dat minister Staghouwer binnen de EU een dringende oproep doet om organische, dierlijke mest per direct toe te laten als kunstmestvervanger. Het is verschrikkelijk dat er een oorlog voor nodig is, maar dit is wel een moment om wat ruimte te creëren rondom regels. De tijd is ernaar. De Kamer is nu bereidwilliger en de EU zal hier ook een slag in willen maken. Kunstmest hangt samen met gasproductie, en dat willen we eigenlijk niet.”
Wat kunnen wij vanuit de sector doen om te versterken waar BBB mee bezig is?
“Blijf duidelijk je verhaal vertellen, ook via ons. Focus op dat eigen verhaal. Laat de goede kanten zien. Een veewagen langs de weg bij hitte in de brandende zon is verschrikkelijk. Er is nooit een goede reden om dieren te laten lijden. En bedenk ook dat dit voor de beeldvorming van de hele sector funest is. Ook voor de transporteurs die het wél netjes doen. Laat ook zien dat mensen die zich niet aan regels houden, niet in deze sector horen. Daarnaast kun je acties doen. Ooit stond jullie toenmalig voorzitter Henk Bleker met een mooie geconditioneerde veewagen naast een sjofele kar die PvdD liet zien. Dat zijn fantastische acties waar je echt wat mee bereikt.
Ook belangrijk: erken fouten. Soms gaat er iets mis, trek je dat dan aan. Laat zien wat, waarom en hoe je het doet. Tot slot: blijf doorgaan, ook bij veel kritiek. Je mag aan je eigen verhaal vasthouden, want je gelooft erin. Er zijn veel mensen die wel genuanceerd denken, dus richt je daar op.”
Onwelgevallige mening
“Het is wel zorgelijk dat we niet meer kunnen omgaan met een mening die niet de jouwe is. Ineens word je uitgesloten. ‘Waarom is dat eigenlijk?’ denk ik dan. Ik merk dat in de Kamer ook. Zuchten en steunen als je iets zegt dat niet bevalt. Maar hé, ik ben gewoon een gekozen Kamerlid. Ik mag zeggen wat ik wil, binnen het betamelijke. Een ander Kamerlid gaat niet over mijn woorden of over wat ik wel en niet mag zeggen in een commissie. Dat wordt wel steeds geprobeerd dus je moet vasthoudend blijven. De volgende keer zeg ik het gewoon weer, en de keer erna weer. En weer. Dat recht heb ik. Ik ben gekozen en ik zit hier met een reden.”
Het Kamerlidmaatschap bevalt je dus?
“Ik vind het hartstikke leuk in Den Haag; ik vraag me wel eens af of Den Haag het ook leuk vindt dat ik daar nu ben! Het werk past me. Ik heb het nodige meegemaakt en kom niet net uit het ei gekropen. Dat scheelt, mij maken ze de kop niet meer gek. Toch luister ik goed naar verschillende inzichten en ben ik niet te beroerd om mijn mening aan te passen als dat terecht is.”
Wat is voor jou een memorabel moment in het voorbije jaar?
“Toen de vraag kwam aan de Kamerleden wie wilde deelnemen in de werkgroep voor een nieuwe werkwijze van de Tweede Kamer dacht ik meteen: ‘dát wil ik doen’. Al was er niet veel tijd voor met maar één zetel. Het was fantastisch in deze werkgroep te zitten met kundige en ervaren mensen van wie veel te leren is. Ik heb heel veel respect voor werkgroepvoorzitter Kees van der Staaij (SGP). Zo ervaren, zo kundig en met een goed gevoel voor humor, daar kijk ik echt tegenop. Iedereen heeft respect voor hem.
Het debat over omgangsvormen in de Tweede Kamer is ook uniek. De eerste keer in de geschiedenis dat de Kamer reflecteerde op haar eigen gedrag, dus dat vind ik wel een mijlpaal. Veel burgers die naar debatten kijken denken: ‘Wat gebeurt er hier?’ En dan willen wij dat burgers zich normaal gedragen! Dat vind ik raar en daar mogen we het best over hebben. Ja, er zijn heftigere dingen aan de hand, maar dit is ook belangrijk. Algemene waarden en fatsoen in hoe je met elkaar omgaat. Je functioneert ook beter als je elkaar met respect behandelt. Daar bereik je veel meer mee.”
Is er ook een dieptepunt te benoemen?
“De arrogantie en het gebrek aan empathie van het Kabinet tijdens de coronatijd. Ze hebben echt tweedeling in de maatschappij gefaciliteerd en aangejaagd. Dat werd maandenlang weggewuifd. Er werd gezegd dat het niet zo was. En dan voor de gemeenteraadsverkiezingen ineens zeggen: ‘We moeten wat liever voor elkaar zijn.’ Dat vind ik erg.
De maatschappij is afgelopen jaar echt veranderd. Mensen zijn geweerd uit hun vereniging, het kerkkoor, soms na veertig jaar. Familierelaties zijn verstoord, vriendschappen gingen verloren, het sociale leven is ontwricht. Dat vind ik ernstig, en nog erger, dat er zó overheen gewandeld wordt. Niet erkennen dat je er een rol in hebt gespeeld en doen alsof het nooit is gebeurd, dat past niet.
De overheid is er voor de burgers, niet andersom. Dat moeten we weer leren; alles wat de overheid doet, moet in het belang zijn van de burger. De burger hoeft niet te handelen in het belang van de overheid.”