Terug naar school – Voor begrip en draagvlak is permanente aandacht voor onderwijs een must
Gepubliceerd op: 17 juli 2023
DEN HAAG – Het houden, vervoeren, verzamelen en exporteren van vee is meer dan alleen werk voor duizenden ondernemers in de veehouderij. Sterker: boeren en veehandelaren rekenen de uren die ze in hun bedrijf steken niet door in het bedrijfsresultaat. Zouden ze dit wel doen dan laten alle veehouderij gerelateerde bedrijven een negatief bedrijfsresultaat zien.
Het omgaan met vee is dus meer dan werk, het is een manier van leven. Zorgzaam en respectvol dieren behandelen. Genieten van de groei van dieren, de zuivelproducten en eieren en uiteindelijk het vlees dat ze produceren. Gezonde voeding waar consumenten met respect van kunnen genieten.
De liefde voor vee en logistiek begint al op jonge leeftijd. Vaak gaat dat van generatie op generatie. Kinderen uit de veehouderij belanden hierbij niet zelden in een spagaat. De liefde die ze van huis uit voor dieren meekrijgen, wordt op de basisscholen en in het voortgezet onderwijs veelvuldig op een andere manier belicht. Een onderzoek van stichting Agrifacts en de visserijvakbond EMK in 2019 toonde aan dat van de 200 boeken over de agrarische sector in het basisonderwijs er slechts één was die de sector op een correcte manier beschrijft. De land- en tuinbouw wordt vooral geassocieerd met megastallen, dierenwelzijn issues, overbemesting en afnemende biodiversiteit. Schoolboeken neigen naar zwart-wit tegenstellingen. Zoals groot en gangbaar is fout en biologisch en klein is goed. Gangbare boeren worden neergezet als ondernemers die alleen maar geld willen verdienen en biologische boeren als mensen die wél van de natuur houden. Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verkeerd voorgelicht. Gangbare akkerbouwers zouden heel veel spuiten en biologische boeren helemaal niets.
Slechts één op de tweehonderd schoolboeken geeft een waarheidsgetrouw beeld van de agrarische sector
Vier jaar later is de situatie niet wezenlijk veranderd. Hierbij wordt niet alleen het houden van vee, maar ook de rol van de handel en export kritisch op scholen beoordeeld. Dit werpt de vraag op hoe het lesmateriaal tot stand komt. Wie leveren een bijdrage aan de lesstof? Welke bronnen worden geraadpleegd? Wat is de rolverdeling tussen de overheid en de uitgevers, die het lesmateriaal uitgeven. En niet in de laatste plaats: wat kan de sector zelf doen om een waarheidsgetrouw beeld te schetsen?
Om dit in beeld te krijgen zochten we contact met diverse onderwijsinstanties. Een zoektocht die via de Curriculumcommissie, SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling), MEVW (Media voor Educatie en Wetenschap) en uitgeverij Malmberg (een van de grootste uitgevers van schoolboeken) uiteindelijk leidt tot een gesprek op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Dr. Katinka Beker (projectleider bijstellen kerndoelen en examenprogramma’s) en Jorrit Blaas (teamleider en plaatsvervangend afdelingshoofd) ontvangen Helma Lodders (voorzitter Vee&Logistiek Nederland) hartelijk in de Hoftoren, het domicilie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het ministerie van OCW heeft een logische verklaring voor de afhoudende reacties van de instanties die bij de totstandkoming van lesmateriaal te maken hebben: “In het Nederlandse onderwijssysteem wordt de landelijk verplichte onderwijsinhoud, in de vorm van kerndoelen vastgesteld door de overheid. Het is begrijpelijk dat ze dus doorverwijzen naar de bron van de kerndoelen en het achterliggende systeem waar het ministerie van OCW eindverantwoordelijk voor is. Bij de ontwikkeling van de kerndoelen werkt het ministerie samen met onderwijsdeskundigen, leraren, schooldirecteuren, vakverenigingen en andere belanghebbenden. Hierbij wordt rekening gehouden met onderwijskundige inzichten, maatschappelijke ontwikkelingen en de behoeften van leerlingen. Er worden commissies samengesteld die zich bezighouden met specifieke onderwijssectoren, zoals het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Deze commissies geven advies aan het ministerie over de inhoud en formulering van de kerndoelen. De conceptkerndoelen worden tijdens het ontwikkelproces ter consultatie voorgelegd aan verschillende belanghebbenden, zoals scholen, leraren, ouders, leerlingen en andere geïnteresseerde partijen. Zij kunnen feedback en suggesties geven om de kerndoelen verder te verbeteren. Na de consultatiefase worden de definitieve kerndoelen vastgesteld door de minister en de Tweede Kamer. Deze kerndoelen worden dan vastgesteld per AMvB. De kerndoelen vormen een leidraad voor scholen en leraren bij het vormgeven van het onderwijsprogramma. Ze beschrijven de kennis, vaardigheden en houdingen die leerlingen moeten ontwikkelen tijdens hun schoolloopbaan.”
Veel ruimte voor interpretatieverschillen
“In het bestaande curriculum dat dateert van 2006 valt de agrarische sector onder de primaire onderwijs kerndoelen ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’, welke nader wordt toegespitst op ‘Natuur en techniek’, ‘Ruimte’ en ‘Mens en Samenleving’. Voor de onderbouw voortgezet onderwijs staat het in kerndoelen bij ‘Mens en Natuur’ en ‘Mens en Maatschappij’. Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen; op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu. Bij het leren kennen van de wijze waarop mensen hun omgeving inrichten, spelen economische, politieke, culturele, technische en sociale aspecten een belangrijke rol. Het gaat daarbij om datgene wat van belang is voor betekenisverlening aan het bestaan, om duurzame ontwikkeling, om (voedsel)veiligheid en gezondheid en om technische verworvenheden. Concreet leren leerlingen in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren te onderscheiden, benoemen en te leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving (kerndoel 40). De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing (kerndoel 47). Het is duidelijk dat deze kerndoelen nogal wat ruimte bieden voor interpretatieverschillen. Het is het gevolg van de wens om scholen veel ruimte te geven om eigen keuzes te maken. In 2006 werd het aantal kerndoelen teruggebracht van 115 naar 58. Onderzoek van de Inspectie van Onderwijs leert dat dit niet het gewenste resultaat levert qua leerprestaties. Leerlingen scoren steeds slechter als het gaat om lezen, schrijven en rekenen. Een aanpassing met duidelijkere en concretere kerndoelen is gewenst.”
Herziening curriculum
“Het curriculum voor heel primair en voortgezet wordt momenteel herzien. De aanzet voor de aanpassing van de landelijke leerdoelen dateert al van 2013. Eind 2019 hebben leraren en schoolleiders, verspreid vanuit het hele land, voorstellen opgeleverd voor de actualisatie van het curriculum. Daarmee is Curriculum.nu afgerond. Curriculum.nu werd uitgevoerd in opdracht de VO-raad, PO-Raad, CNV-onderwijs, de Algemene Onderwijsbond (AOb), de Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS), het Landelijk Aktie Komite Scholieren (LAKS) en Ouders en Onderwijs. In 2020 is een wetenschappelijke curriculumcommissie ingesteld (2020). Deze commissie heeft zich over de voorstellen gebogen en de voorstellen van kritisch commentaar voorzien. De commissie heeft het ministerie van OCW vervolgens geadviseerd om de voorstellen als bronnen te gebruiken bij de actualisatie van de kerndoelen en examenprogramma’s. In 2021 heeft SLO van het ministerie van OCW de opdracht gekregen om te starten met de actualisatie van examenprogramma’s voor verschillende vakken. In 2022 is ook opdracht gegeven voor het actualiseren van kerndoelen voor een aantal leergebieden: Nederlands, rekenen, wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid. En in 2023 ook voor de overige leergebieden (waaronder dus ook ‘Mens en Natuur’ en ‘Mens en Maatschappij’). Deze kerndoelen worden voor een periode van 10 jaar vastgesteld.”
Helma Lodders: “Indrukwekkend hoe zo’n curriculum tot stand komt, maar hoe zorgen jullie er nu voor dat het onderwijsveld leerlingen en studenten aflevert die aansluiten op de behoefte van het bedrijfsleven?“
“In de bovenbouw, met name VMBO beroepsgericht, wordt bij het bepalen van de kerndoelen nadrukkelijk het advies van het bedrijfsleven meegewogen. Dit gebeurt onder andere via zogenaamde sectorkamers in het MBO en opleidingsdomeinen in het HBO, zoals economie, natuur en zorg. Het bedrijfsleven komt dus meer in beeld naarmate de leerling of student ouder wordt. Vee&Logistiek kan haar adviezen via bijvoorbeeld ondernemersorganisatie VNO-NCW met deze sectorkamers (mbo) of platforms (vmbo) delen. Je kunt natuurlijk een brief naar OCW sturen over het curriculum, maar nog beter is om hierin samen op te trekken met bijvoorbeeld VNO NCW en de echte experts.”
“Dat is een prima optie waar we zeker gebruik van gaan maken. Toch blijft het beeld hangen dat ondanks de zorgvuldigheid waarmee het curriculum tot stand komt een eenzijdig en negatief beeld wordt geschetst van de veehouderij en haar logistieke periferie. Er wordt bijvoorbeeld afgegeven op stalsystemen die al lang niet meer zijn bestaan in Nederland, zoals voerligboxen en legbatterijen. Hoe is dat te verklaren?“
“Maatschappelijke en economische ontwikkelingen volgen elkaar in een hoog tempo op. Scholen proberen met het lesmateriaal dit tempo te volgen. Op veel scholen wordt nog gebruik wordt gemaakt van verouderd lesmateriaal. Daarnaast zijn de huidige kerndoelen dusdanig ruim opgesteld dat er (te) veel ruimte is voor andere interpretaties. Leraren nemen daarbij uiteraard zoveel mogelijk een neutrale houding in, maar een leraar is ook een mens met een eigen levenshouding en achtergrond. Uitgeverijen van leermiddelen hebben met het huidige curriculum ook veel bewegingsruimte om onderwerpen via een eigen weg aan te vliegen. Scholen kunnen hierin hun eigen keuzes maken qua lesmateriaal. Het nieuwe curriculum zet de kerndoelen scherper neer; dat kan helpen om dit soort misvattingen tegen te gaan.”
“Leermiddelen zijn duur en worden soms zo’n acht jaar gebruikt. Nu we het curriculum actualiseren zullen ook de uitgevers hun leermiddelen dienen aan te passen. Methodemakers kijken opnieuw naar de kerndoelen en selecteren op basis hiervan het bijbehorende lesmateriaal.”
“Hoe neutraal zijn leerkrachten? Zonen en dochters van onze leden komen thuis met verhalen over hevige discussies met leerkrachten over de dierhouderij in Nederland. Leerkrachten laten niet na hun eigen mening op de klas te projecteren. Mag dit?“
“Leraren hebben een taak om zoveel mogelijk een neutrale houding aan te nemen. De praktijk is echter weerbarstig. Het is voor ons onmogelijk om bij benadering 20.000 lesboeken te controleren, als we dat al zouden willen. We hanteren nu een zelfreinigend mechanisme. Docenten schaffen een methode aan en geven op hun eigen manier les. Als ze iets niet bevalt, stappen ze via de vakgroepen naar de methodemakers of zoeken de publiciteit. Methodemakers zijn daar logischerwijs gevoelig voor. Negatieve publiciteit heeft immers een nadelig effect op de verkoop van methodes. We begrijpen de zorg van Vee&Logistiek Nederland, maar aan de andere kant worden we ook door Wakker Dier en de Partij voor de Dieren benaderd met dezelfde kritiek. Die spreken bijvoorbeeld hun zorg uit over de gastlessen die boeren geven in de klas. Met al dat beschikbare materiaal en alle verschillende meningen is het dus voor leerkrachten moeilijk om een neutrale houding in te nemen, ook omdat het als katalysator kan werken om leerlingen een eigen mening te laten vormen. Onze ervaring is dat dit zelfreinigend vermogen in 95 procent van de gevallen goed werkt. OCW blijft alert. Bij elke ophef gaan we diep de analyse in. Klopt het? Is er niet te veel ‘geshopt’? Is het uit context gehaald?”
‘Wij zien dat het zelfreinigend vermogen van het onderwijsveld in heel veel gevallen werkt’
“In Nederland wordt vrijheid van onderwijs en vrijheid van de keuze van leermiddelen gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet. Deze vrijheid houdt in dat ouders en verzorgers het recht hebben om te kiezen welke vorm van onderwijs zij willen voor hun kinderen, op basis van hun levensbeschouwelijke, godsdienstige of pedagogische overtuigingen. Begrijpelijkerwijs loopt het lesmateriaal dat op deze scholen wordt aangeboden hieraan parallel. Maar dit kan dus ook tot verschillen leiden per school. OCW gaat dus niet over de leermiddelen, dat zijn uitgevers en auteurs.”
“In het geval van een meningsverschil met een docent raden we aan om samen met je zoon of dochter het contact met de desbetreffende docent te leggen en een gesprek aan te gaan. In negen van de tien gevallen leidt een dergelijk gesprek tot verheldering, begrip en verbinding. Mocht dit onverhoopt niet lukken dan kan een ouder een klacht indienen bij de schoolleiding of het schoolbestuur.”
“Per saldo zijn er twee wegen waarlangs Vee&Logistiek en haar leden hun kennis en expertise in het onderwijsveld onder de aandacht kunnen brengen. Via curriculum.nu kon het bedrijfsleven top-down bouwstenen aanleveren hoe de verschillende leergebieden ingericht kunnen worden. Deze bouwstenen worden in de kerndoelen verwerkt. Opvallend hierbij is dat het accent van de feedback uit het bedrijfsleven niet zozeer op kennis lag, maar meer op het ontwikkelen van vaardigheden: kritisch denken, samenwerken, presenteren. Maar ook heel praktisch: op tijd komen op school en je werk. Daarnaast staat het nu nog ieder lid vrij om bottom-up contact te leggen met de basisschool of school in het voortgezet onderwijs in zijn of haar woonplaats. Scholen staan in de regel open voor gastlessen en bedrijfsbezoeken, en dit heeft ook een duidelijke meerwaarde. Let wel: ook deze gastdocenten dienen, buiten een VOG-verklaring, bepaalde didactische vaardigheden hebben. Als we dit goed kunnen borgen biedt dit zeker potentie. Voor de volledigheid: deze gastlessen zijn welkom als aanvulling, maar lossen het basisprobleem van een tekort aan leerkrachten niet op.”
‘Kom op tijd op school en je werk’
“Zeker in de landelijke regio’s waar meer de ons-kent-onsmentaliteit heerst worden gastlessen veelvuldig toegepast en is een contact snel gelegd. Je kunt als veehandelaar, verzamelaar of transporteur ook zelf het contact met de school zoeken om te helpen met lesstof of wellicht een mooie excursie. Leraren zijn vaak heel blij mee het aanbod, maar bij hen ligt wel de keuze om er gebruik van te maken. Soms past iets ook gewoon net niet.”
“Als het over het onderwijs gaat wordt nog steevast gesproken over hoog en laagopgeleid personeel. Ligt een benaming van theoretisch en praktisch geschoold personeel niet veel meer voor de hand?“
“Volkomen mee eens. Hoog en laag opgeleid zijn geen termen meer die door het ministerie van OCW worden gebezigd. Praktische vaardigheden krijgen meer aandacht. Simpelweg omdat de samenleving hierom vraagt. Ook leerlingenorganisaties als LAKS benadrukken het belang van praktische vaardigheden.”
Van hoog en laag opgeleid naar theoretisch en praktisch geschoold
Lodders besluit: “Het is evident dat in het basis- en vervolgonderwijs op een gebalanceerde en neutrale wijze aandacht wordt besteed aan een respectvolle wijze waarop wij met dieren dienen om te gaan en hoe belangrijk ze zijn in ons dagelijks leven; als voedings- én levensbron. Het is aan Vee&Logistiek om de ingangen die het onderwijs biedt te benutten: zowel via sectorkamers en bouwstenen voor kerndoelen als ook praktisch door het geven van gastlessen in de klas. Kritiek leveren mag, maar we moeten ons bovenal inzetten om scholen en leerlingen kennis te laten maken met ons mooie en dienstbare vak. Kennis leidt tot begrip. Begrip leidt tot draagvlak. We moeten terug naar school!”
Foto boven: Vee&Logistiek-Nederland voorzitter Helma Lodders (r) wordt welkom geheten op het ministerie van OCW