Altijd dorst?

Gepubliceerd op: 2 juni 2023

sheep-g22c9bced0_1920

Door Reinard Everts | Directeur Nederlandse Schapen- en Geitenfokorganisatie NSFO

Dieren moet vrij zijn van dorst. Dat is één van de vijf vrijheden waar we het over hebben als het gaat over dierenwelzijn. Vrij zijn van dorst, daar kan niemand tegen zijn. Er is echter wat interessants aan de hand. Op dit moment is er een debat gaande over dierwaardige veehouderij. Bij die terminologie kun je je bedenkingen hebben. Want het impliceert dat veehouderij op dit moment blijkbaar niet dierwaardig is. De term dierwaardige veehouderij drukt daarmee een zekere maatschappijvisie uit.

Convenant

Doel van het debat is te komen tot een convenant hoe het positieve welzijn van een dier bevorderd kan worden. Daar is in mijn ogen niets op tegen. Want ook een dier mag een leuk leven hebben. Dat hoeft niet elk moment en niet elke dag, maar vaker wel dan niet. Meest in het oog springend in het debat is het standpunt van welzijnsorganisaties dat zoogdieren hun eigen nakomelingen zelf moeten zogen. Voor de (vlees) schapenhouderij vrijwel geen issue, maar voor houderijen die dieren voor de melkproductie houden zal dat een grote impact hebben. Voorde schapensector zit de duivel in de discussie waarschijnlijk in de details.

Recent viel mijn oog op een ‘Manifest over de dierwaardigheid in de veehouderij’. Dit manifest
is een initiatief van onder andere Eyes on Animals, Varkens in Nood, Dier&Recht en Wakker Dier. Clubs
met veel invloed in maatschappelijke discussies. Daarom is het interessant om te zien wat zij schrijven. Waar ik het meest op aansloeg was het volgende. Dieren zouden een “permanente beschikbaarheid van hygiënisch en vers drinkwater, aangeboden op een wijze die passend is voor het dier” moeten hebben. Leest u even mee? Permanent. Hygiënisch. Vers. Over de laatste twee kunnen we discussiëren. Is water
uit een sloot vers? Of alleen als daar een zekere stroomsnelheid in zit? Is het hygiënisch? Of alleen als we als Nederland aan de kaderrichtlijn water voldoen? Voor schapenhouders aan de oostkant van Nederland een non-discussie, daar staan de sloten vaker leeg dan vol. Maar aan de westkant van Nederland is het heel gebruikelijk dat weidedieren uit een sloot drinken.

Permanent

Het belangrijkste woord in deze zin is in mijn optiek echter ‘permanent’. Volgens de Dikke van Dale betekent dit onafgebroken. Dat heeft nogal wat consequenties. Het betekent het einde van gescheperde schaapskuddes. Want tijdens het lopen met de schapen hebben ze geen permanente beschikking over drinkwater. Het betekent het einde van diertransport als ze tijdens dat transport geen beschikking hebben over drinkwater. Voor langeafstandstransport wellicht geen issue, maar bij schapen vinden de meeste transportbewegingen plaats tussen twee weilanden. Ik heb bij een schapenhouder nog nooit gezien dat een veekar een waterbak had. Logisch natuurlijk, want een schaap heeft niet altijd dorst. En met waterbakken in een veekar bestaat het risico dat er een lam in duikelt die verdrinkt. Bakken worden volgescheten met stront. Dat zal iedereen toch wel begrijpen? Ik weet het niet. Nergens lees ik dat men doorheeft dat een schaap een pens heeft en daarmee een voorraadvat aan vocht aan boord. Deze kennis lijkt bij onze controlerende instanties ook te vaak te ontbreken.

Ik schreef al eerder over vinkjescontrole. Waterbak schoon en gevuld? Check. Dat geeft weinig vertrouwen in een op de diersoort aangepaste uitleg van dergelijke woorden. Beter zou zijn als er wordt gesproken dat dieren op een natuurlijke manier kunnen voorzien in hun vochtbehoefte. Buiten de zoogperiode en periodes met hitte voorzien de meeste schapen in hun vochtbehoefte door de opname van vers gras. Een kilo gras bevat 880 ml water. Ruim voldoende om geen dorst te hebben als ze de hele dag hiervan kunnen vreten. Natuurlijker wordt het niet om vrij te zijn van dorst.